Het nieuwe nummer van Italië Magazine (nr. 6/2012) ligt nu in de winkel. Met in deze editie het betoverende Lago Maggiore; het meer dat altijd naar méér blijft smaken was groot favoriet van schrijver Charles Dickens. We verkennen Val di Noto, bij uitstek de mooiste regio van Sicilië met haar prachtige natuur en barokke architectuur. Op culinair gebied mag Ristorante Mediterraneo zich terecht de trotse winnaar van de Italië Magazine Restaurant van het Jaar 2012 Award noemen! We blijven in de Italiaanse keuken waar chef Antonella Barbella polpette in alle smaken en vormen maakt. Om uw vingers bij af te likken! Tot slot een stel studievrienden die van Brescia naar Rome hun eigen versie van de Mille Miglia rijdt: de Malle Miglia. Met iets meer tijd en twee klassieke auto's beleefden zij de rit van hun leven.
De magie van het Lago Maggiore
Terwijl ik afdaal naar het Lago Maggiore, richting het dorp Stresa, manoeuvreer ik mijn gehuurde Fiat zo goed en zo kwaad als het gaat langs omhoog klimmende wielrenners. Op elke kruising hangt een spiegel, zodat je auto’s in de nauwe straatjes goed ziet aankomen. Maar zodra een vrachtwagen mijn kant op komt, geldt het recht van de sterkste. Met pijn en moeite weet ik mijn auto zo strak langs de kant te zetten dat hij me kan passeren. De chauffeur draait zijn raampje naar beneden. ‘Bravo, bravo’, schreeuwt hij luidkeels met een grijns op zijn gezicht.
Witte pauwen
In de 19de eeuw groeide Stresa, gelegen aan de westoever van het Lago Maggiore, uit tot een geliefd kuuroord dat veelvuldig werd bezocht door beroemdheden als Charles Dickens. Die grandeur van weleer heeft het dorp weten te behouden, met rijk bedeelde tuinen aan de waterkant en een straatbeeld gedomineerd door dames met kleine hondjes en grote zonnebrillen en mannen in maatpakken met strakke snit. In het verkeer wisselen de karakteristieke Fiat 500 en nieuwe Porsche-modellen elkaar af. En er zijn schitterende luxe hotels. Grand Hotel des Iles Borromees valt zelfs buiten het Italiaanse classificatiesysteem voor hotels omdat het luxer is dan de maximale vijf sterren.
Ondanks alle chic zijn de Stresanen erg hartelijk en word je er met open armen ontvangen. De Italianen zijn trots op Stresa. En inderdaad is het uitzicht vanaf de baai van Stresa, zoals ze zelf zeggen,fenomenale. In het meer doemen drie eilandjes op: Isola Bella, Isola Madre en Isola dei Pescatori. Alle drie hebben ze hun eigen karakter. Isola Bella ligt het dichtst bij Stresa. In 1620 was het nog een rotsachtig eiland, enkel bewoond door een handjevol vissersgezinnen. Een van de graven van Borromeo bracht daar verandering in. Na de dood van zijn broer in 1638, besloot graaf Carlo III diens werk voort te zetten en van het visserseiland niets minder dan een paradijs te maken. Boten vol aarde werden naar het eiland verscheept en een architect bouwde een enorm paleis en legde tien terrassen met schitterende bloemen en planten aan. Het resultaat: Isola Isabella, vernoemd naar de vrouw van de graaf. De naam werd al snel verbasterd tot Isola Bella, wat niet toevallig ‘mooi eiland’ betekent.
Die schoonheid zie je terug bij de enige bewoners die het eiland nu kent: trots rond paraderende witte pauwen, wier indrukwekkende verentooi perfect in de omgeving past. Sommige Italianen vinden Isola Bella aan de kitscherige kant, maar als je de bloeiende rozen en de indrukwekkende standbeelden ziet, is het moeilijk om de charme er niet van in te zien.
Naast Isola Bella zijn ook de andere twee eilanden zeker de moeite van een bezoek waard. Isola Madre, oftewel ‘moedereiland’, ligt het verst van Stresa. Hier bouwde de familie Borromeo een villa, waar ook een grote tuin omheen werd aangelegd. Waar Isola Bella vooral bekendstaat om zijn pracht en praal, is Isola Madre wat soberder. Maar dankzij hoveniers die dag en nacht in de weer zijn op het eiland is het er toch heerlijk wandelen, met op de route goed onderhouden blauwe regen, de geur van citrusbomen en imposante bloemenzeeën.
Het authentieke visserseiland Isola dei Pescatori is nooit in bezit van de Borromeo’s geweest. In de haven liggen netten te drogen en vissersboten wachten tot ze weer uit mogen varen. Niet voor niets wordt de risotto met vis uit het meer hier zo geroemd.
‘Nederlandse vrouwen zijn de mooiste ter wereld’, fluistert een Stresaanse schipper mij toe, wijzend naar mijn blonde fotografe. Het is de Italiaanse bravoure van de kapiteins aan wal. Om ons heen lopen tientallen mannen met kapiteinspetjes druk heen en weer om toeristen in hun privébootjes te krijgen. Het tafereel kan wat schreeuwerig overkomen, maar onderhandelen loont. Een ticket naar de Isole Borromeo is hier soms goedkoper dan een kaartje bij de reguliere veerdienst. (Tekst Lucas van de Meerendonk, fotografie Shody Careman)
Zie Italië Magazine nummer 6, 2012 voor het volledige artikel.
Val di Noto
In mijn tas zit een steen. Normaal ben ik niet zo van de souvenirs, maar dit is een mooi aandenken aan de Val di Noto. Want als iets opvalt aan de natuur hier, zijn het de honderdduizenden muurtjes die het glooiende landschap tussen Ragusa en Noto zijn bijzondere karakter geven. Waar je ook kijkt, overal in het landschap zie je deze muri a secco, heuphoog en van stenen in verschillende groottes. Ze zijn gebouwd zonder cement of welk bindmiddel dan ook. Gewoon door stenen te stapelen ontstonden stenen grenzen tussen de stukjes landbouwgrond die de boeren van hun leenheer kregen. Nog altijd liggen ze als een spinnenweb over de Monti Iblei gedrapeerd. En het is waar: je pakt zo een steen uit de muur, maar
met alle geweld van de wereld krijg je diezelfde muur niet omgeduwd.
Maar de Val di Noto, met steden als Noto, Ragusa, Modica en Scicli, biedt meer dan alleen deze karakteristieke natuurstenen muurtjes. In relatief korte tijd zijn hier talloze interessante kerken en paleizen gebouwd die architectuurliefhebbers zonder twijfel zullen bekoren.
Kleurenpalet
In mijn herinnering is Sicilië een eiland van harde kleuren en tegenstellingen. Een tijdje terug was ik in Palermo, met zijn wirwar aan bouwstijlen, te danken aan de talloze overheersers die Sicilië in zijn geschiedenis heeft gekend. En dan de kleuren: de roze koepels van de San Giovanni degli Eremiti, het felgroene glazuur op de mierzoete cassate en de gele pannele (gefrituurd deeg van kikkererwten) die gezette vrouwen ’s avonds op de piazze staan te frituren. Het rook er naar alles: vet, zee, zilt, wasgoed, riool. En wie een krant opensloeg, las – alle antimaffia-initiatieven ten spijt – over afpersingen, moorden en illegalen. Op en top Italië: ja. Rustgevend: nee. Wat een verschil met het zuidoosten van Sicilië.
‘We zijn eigenlijk een eiland op een eiland’, zegt Giuseppe LaCognata, eigenaar van bed & breakfast Belvedere all’Idria in Ragusa Ibla. Giuseppe heeft een boek geschreven over zo’n beetje alle barokplekken in de regio en trekt langs middelbare scholen, waar hij de leerlingen lesgeeft over de geschiedenis van hun streek. Met zijn Fiat stond hij ons een half uur eerder op te wachten bij de fontein aan de Via Giusti in Ibla. Wat volgde was een slingertocht door smalle stegen en eenrichtingswegen, over pleintjes en langs kerken en ongelooflijk veel barok.
Het is opvallend opgeruimd in Ragusa. En hoewel smal, is het er nergens beklemmend. ‘Hier is geen georganiseerde misdaad zoals in zoveel steden in het zuiden van Italië’, bezweert Giuseppe. ‘Eerlijk is eerlijk: met de groei van het toerisme van de laatste tien jaar zie je wel dat er op relatief kleine schaal gefraudeerd wordt met bouwvergunningen, maar de maffia zoals die elders op Sicilië bestaat, kennen we hier niet. We zijn er trots op anders te zijn dan de rest van Sicilië.’
Dat verschil met de rest van het eiland komt ook tot uiting in het kleurenpalet. De Val di Noto, waarin ik me de komende dagen zal bevinden, is zachter van kleur. Pastel overheerst, een rustgevende zandkleur. De plateaus waarop steden als Modica en Ragusa zijn gebouwd, lijken met een mes te zijn afgesneden. Minder grillig dan de rest van Sicilië. Langs de weg nergens bebouwing die nooit is afgemaakt; u kent ze wel, die karkassen van wat ooit appartementen, fabrieken of hallen zouden moeten worden. De lucht is er prettiger, het is dieper ademen. Geen geur van verbrand afval, maar de geur van verschroeide aarde. (Tekst Ralf Groothuizen, fotografie Jeroen Berends)
Zie Italië Magazine nummer 6, 2012 voor het volledige artikel.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.