Blogposts

Blog

Geplaatst op zondag 17 maart 2013 @ 19:14 door Calamandja , 1394 keer bekeken

Italië Magazine Nr. 2 2013 ov…
Toeren door de Chianti
Toeren door de Chianti 1
Het is pikkedonker. Waar zijn de schreeuwende neonverlichte borden met ‘Hier Chiantiwijn! 3 flessen halen, 2 betalen’? Afgaande op de populariteit van de Chianti zou je verwachten dat het in het gelijk­namige gebied hartje zomer hart­stikke druk zou zijn. Maar de wegen liggen er verlaten en onverlicht bij, omringd door donkere bossen. Af en toe verdwijnt een onverlicht grindpad in het bos. Op kleine bordjes staat dat wie zo’n pad in­slaat uiteindelijk bij een wijnbedrijf terecht zal komen. Niks wijnproeven in toeristische karavanen, maar lekker zwerven door een verrassend gebied met aardige verborgen stadjes.  
Alvorens de Chianti aan te doen staat een tussenstop in Volterra gepland. Om daar vanaf het vliegveld van Pisa te komen, dien je eerst een schitterende slingerweg te nemen, pal door de glooiende graan­velden. En dan ligt daar in het midden een ommuurde stad met de naam Vol­terra, wat ‘hooggelegen plaats’ betekent. Ik check in bij Hotel San Lino en vlij me neer op een stoel aan het zwembad, om het heetste punt van de dag draaglijk te maken. Ik lig nog geen seconde als aan weerszijden van het hotel klokken beginnen te luiden alsof er drie missen tegelijk worden gehouden. Een bedrijvig stadje, bedenk ik. En een levendig stadje, blijkt. 


Toeren door de Chianti 2
Het ambacht van het albast 
Het eeuwenoude Volterra was een belang­rijk centrum van de Etruskische beschaving. Een museum in het stads­centrum benadrukt die Etruskische identiteit, ­ontdek ik als de zon wat minder fel is geworden. Verdieping na verdieping liggen er identieke grafstenen. Het is alsof iedere Etrusk die ooit geleefd heeft Museo Guarnacci in Volterra als laatste rustplaats heeft gekozen. Na vijf zalen met grafstenen heb ik het even gehad met de morbide fascinatie van de collectie­beheerders, maar dan zie ik opeens een wel heel bijzonder beeld, L’ombra della sera. Het is een beeld van een uitgerekte man die net een schaduw (ombra) lijkt. Is Alberto Giacometti hier aan het werk geweest? Nee, het werd eeuwen voor Giacometti’s geboorte vervaardigd door handwerkers uit Volterra. En van die handwerkers kent Volterra er nog steeds behoorlijk wat.
De stad is aangenaam koel doordat de gebouwen hoog en de stegen smal zijn. Ik loop in de richting van de oude Etrus­-kische poort, op weg naar de handwerkers die in deze buurt hun ateliers hebben. Maar net voordat ik bij de poort ben, 
kom ik langs een raampje met tralies. Daar­achter staat kunstenaar Giacomo in alle rust te werken aan een sculptuur van Maria. ‘Buongiorno’, zeg ik. Giacomo kijkt niet op of om, maar begint te praten, terwijl hij met een krabbertje blijft krabben aan de klei. ‘Begrijp me niet verkeerd. Ik doe dit voor het geld.’ Giacomo zegt veel ­liever schilderijen te maken. ‘Maar ja, wat brengt dat vandaag de dag nog op?’ Ik vraag hem naar de reden dat hij niet ook in de voor Volterra zo typerende kunst van alabastro is gegaan. Al eeuwenlang maken mannen hier sculpturen van ­mineralen. Eerdergenoemde L’ombra della sera is er het bekendste voorbeeld van. ‘Gli alabastri verstaan de kunst van het afbreken’, antwoordt Giacomo. ‘Ze slaan net zo lang met hun hamertjes totdat de steen zo afbreekt dat het een bepaalde vorm aanneemt. Ik versta de kunst van het scheppen. Ik schep vanuit het niets iets met mijn kwasten.’ 
Vlakbij de oude Etruskische stadspoort begint een steile weg naar boven. Achter kleine deurtjes zitten diepe en donkere ateliers. Hier werken de alabastri. Er zitten amateurs tussen die niet verder komen dan glimmende schildpadjes, maar ook kunstenaars die grote expressionistische werken maken. Pietro is een van hen. Hij is 84. ‘Na mij is er niemand meer’, zegt hij. ‘Dan weet niemand meer hoe je met de hand deze stenen moet hakken. En dan komt er een einde aan een traditie die hier al door de Etrusken werd ingezet.’
Zo bezien zijn al die albasten Etruskische grafstenen in het museum wel degelijk van waarde, bedenk ik ’s avonds als ik op het Piazza dei Priori sta en een man in ridderkledij me vraagt of hij voor mij soms ook met een figuurzaag een zwaard moet zagen voor maar tien euro.
Toeren door de Chianti 3
Rustiek Toscaans
Ik laat het Piazza dei Priori voor wat het is en loop in de richting van Osteria La Pace. Dit restaurant ligt op vijf minuten wandelen uit het centrum, maar de 
nog echt rustieke Toscaanse keuken is de ­wandeltocht meer dan waard. Ik ga er vanavond echt aan geloven, mijn eerste ribollita. Een soort minestrone, maar dan lekkerder. De vrouw des huizes zegt dat ze niet precies weet wat er in de soep zit. Dat verandert iedere dag. ‘Mijn moeder doet erin wat er die dag vers is. Volgens mij ­zitten er nu veel courgettes in, en sowieso bonen.’ Ribollita betekent eigenlijk ‘nog een keer gekookt’ en die naam verwijst naar de landelijke oorsprong van het gerecht. De boeren namen de minestrone­soep van de dag ervoor, deden er oud brood bij en ­lieten de soep dan urenlang koken. Een echtpaar uit Sorrento schuift aan. De vrouw bestudeert met serieus gezicht de kaart. ‘Wat moet ik nou nemen?’ zegt ze tegen haar man. Die weet het ook niet. ‘Neem de ribollita’, zeg ik. ‘Dat zou de derde keer zijn in twee dagen tijd’, lacht ze. ‘Maar ach, waarom ook niet?’ 
Na het eten loop ik het stadje uit, net 
als de bewoners van Volterra. Terwijl hun historische centrum ’s avonds wordt ingenomen door toeristen, wandelen zij kalm gearmd over de lager gelegen, door bomen overkapte promenade. Hier waait een ­verkoelende wind. Aan de ene kant zie je de stevige stadsmuur van Volterra, tevens de muur van een gevangenis waar tot op de dag van vandaag de grootste misdadigers van Italië worden vastgehouden. Aan de andere kant kijk je uit over de Val di Cecina en de kronkelende La Volterrana (ofwel de SS68), een van de oudste wegen van Toscane. Aan het einde van de promenade, bij het busstation en de taxistandplaats, zitten kinderen, oudere echtparen en jonge stelletjes tot ’s avonds laat op het muurtje te genieten van een ijsje dat ze hebben gehaald bij gelateria Chic e Shock in de Via dei Marchesi. Men bekijkt elkaar, keurt elkaar en jongeren wisselen veel­betekenende blikken uit. Oudere vrouwen kijken wat zuur als de rokken van de meisjes wat hen betreft iets te kort zijn. De taxichauffeurs op hun beurt lachen er goedkeurend om. 
De reis gaat verder, over het parcours van l’Eroica. Dit wegdek is eenmaal per jaar het decor van een wielerwedstrijd waar duizenden wielerenfanaten voor naar Toscane komen. In retro-wielrenkledij leggen zij een ronde van 205 kilometer af, recht door de Chianti Senese, de Val d’Arbia en de Val d’Orcia. Ook buiten die ene dag om is het hier druk met fietsers. Auto’s zie je amper. Onderweg doet een recent fenomeen mij de wenkbrauwen fronsen. Ik zie puntgaaf gerestaureerde, maar compleet verlaten dorpen. Een boer op een tractor vertelt me dat veel appartementen zijn opgekocht door rijke Italianen en Europeanen die er maar een paar weken per jaar zijn. Ik weet nog niet zo goed wat ik ervan moet vinden. In de straten hangt een aangeharkte, kille sfeer en katten sprinten snel weg, opgeschrikt door ­bezoek. Soms moet je de vergankelijkheid gewoon zijn gang laten gaan, denk ik. (Tekst Ralf Groothuizen, fotografie Jeroen Berends.)

Voor het volledige artikel met tips en adresen zie Italië Magazine nr. 2/2013.



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.